lopen

Zoekopdrachten gerelateerd aan lopen: wandelen
Vertalingen

lopen

gehen, laufen, wandern, fahren, fließen, marschieren, promenieren, rinnen, schreiten, sich erstrecken, spazieren, strömen, tretenwalk, flow, go, march, pace, run, step, tread, goforawalk, goonfoot, stalk, stride, stroll, hikingmarcher, aller, couler, se promener, faire les cent pas, se déplacer, aller (à pied), courir, durer, fonctionner, rouler, randonnéeπηγαίνω, πεζοπορίαandar, excursionismogradino, passo, procedere, escursionismoتَـجَوُّلٌ فِي الرِّيفِpěší turistikavandringpatikoiminenpješačenjeハイキング하이킹lang fotturwędrowaniecaminhada longaтуризмfotvandringการเดินทางไกลในชนบทyürüyüşsự đi bộ đường dài徒步旅行 (ˈlopə(n))
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd liep
1.
voltooid deelwoord heeft gelopen
(van een mens of dier) stappend een afstand afleggen Het is een kwartiertje lopen hiervandaan. graag op sandalen lopen Mijn fiets is gestolen, dus ik ga lopend.
2.
voltooid deelwoord heeft gelopen
(van een mens of dier) hard lopen (1) lopen voor je leven
iets willen doen dat je niet aankunt of waar je nog niet aan toe bent
3.
voltooid deelwoord heeft gelopen
(van een apparaat) in werking zijn De motor loopt een beetje onregelmatig. Dit wekkertje loopt al jaren niet meer. lopende band
achter elkaar door
4.
voltooid deelwoord is gelopen
gebeuren ten einde lopen Het winkeltje loopt heel goed.
5.
voltooid deelwoord heeft gelopen
in een bepaalde richting gaan Het kanaal loopt van Gent naar de Westerschelde. De spoorlijn loopt een heel stuk parallel met de snelweg.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.