staan

Vertalingen

staan

stehen, ankleiden, anziehen, bekleiden, kleidenstand, clothe, dress, be, modelêtre debout, habiller, revêtir, vêtir, se dresser, aller (à qn) [vêtements, convenir, etc], être, être dirigé (vers), être en train (de), être offert (pour), être passible (de), exiger (que), figurer, résister (à), rester immobile, rester intact, se trouverstare, stare in piediيَقِفُstátståστέκομαιestar en pieseisoastajati立つ서다ståwstaćficar em péстоятьståยืนdikilmekđứng站立 (stan)
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd stond , voltooid deelwoord heeft gestaan
1. zittenliggen (van personen) de houding hebben van je voeten op de grond en je hoofd bovenaan gaan staan om iemand te begroeten in de keuken staan koken
2. (van dingen) zich ergens (rechtop) bevinden Mijn fiets staat tegen de boom. De borden staan in de kast Ons huis staat naast de supermarkt. Hoeveel letters staan er op deze regel?
3. in genoemde toestand zijn Het huis staat in brand. De stoplicht staat op groen.
4. genoemde indruk wekken Die jurk staat je goed. Dat kun je niet doen, dat staat raar.
5. daar herinner ik me iets van
6. en zeker niet Dat is niet correct, laat staan fraai. Ze kijkt me niet meer aan, laat staan dat ze me zal groeten.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.