omcirkelen
encercler, entourer (ɔmˈsɪrkələ(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd omcirkelde , voltooid deelwoord heeft omcirkeld
een cirkel om iets heen tekenen of maken entourer d'un cercle een rood omcirkeld icoontje un icone entouré d'un cercle rouge
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.