beet
Vertalingen
beet
Bißbitemorsure, bouchée, morceau, piqûre, coup (bet)zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud beten
1. keer dat je bijt een beet uit een reep chocola
een vis aan je haak hebben
een vis aan je haak hebben
2. wond door bijten de beet van een hond kwallenbeet
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.