Ik hou van China. Tussen 1998 en 2015 reisde ik samen met mijn vrouw meermaals doorheen dat grote land, telkens voor minstens een maand en bij voorkeuIk hou van China. Tussen 1998 en 2015 reisde ik samen met mijn vrouw meermaals doorheen dat grote land, telkens voor minstens een maand en bij voorkeur “off the beaten track”. Zeker in het begin kon je er wekenlang probleemloos rondtrekken zonder andere toeristen tegen te komen. Ik heb er nooit echt gewoond of gewerkt, maar door de taal een beetje te leren en veel te reizen en te lezen, ben ik van het land, de cultuur en dat fantastische volk beginnen te houden.
Maar de laatste jaren is er iets veranderd. Ik besef dat dat de periode waarin wij daar zo vrij rond konden reizen een gouden periode was en heb begrepen dat die (relatief) kommerloze tijd voorbij is.
Jan van der Putten is een Chinakenner uit Nederland die in dit boek enkele westerse illusies over dat land doorprikt, eigenlijk: aan flarden schiet. Kort samengevat komt het erop neer dat China geen land is als een ander, dat je China alleen maar kan begrijpen door oog te hebben voor het Chinese perspectief en dat China nooit ofte nooit onze westerse waarden (democratie, mensenrechten, vrije markt…) zal omhelzen. Ook ik vind dat evidenties. De westerse misvatting dat China op termijn – als er voldoende welvaart is, door de vele contacten met het buitenland en zodra een ruime middenklasse ontstaan is – vanzelf zou evolueren naar een vrije democratie, dat idee wordt in Fabels over China genadeloos afgeknald.
De auteur doet dat in negen gedetailleerd uitgewerkte hoofdstukken waarbij telkens een ander aspect belicht wordt. De feitenkennis die daarbij geëtaleerd wordt is indrukwekkend. Ook de talrijke voetnoten en bronvermeldingen wijzen op de enorme eruditie van de auteur. Maar Jan van der Putten is toch vooral een man met een mening en die geeft hij hier ongezouten.
De tijd dat China hip was in het westen is inmiddels voorbij. Studenten die tegenwoordig een Aziatische taal willen gaan studeren, verkiezen (terug) Japans of zelfs Koreaans. Toch kan de wereld niet om de grote reus heen en is de nood tot een beter begrip van China nu misschien wel belangrijker dan ooit. Fabels over China is daarbij geen slechte plek om te beginnen.
De West-Vlaaming Ferdinand Verbiest verbleef van 1660 tot aan zijn dood in 1688 in China en slaagde erin om vertrouwenspersoon teVAN PITTEM TOT PEKING
De West-Vlaaming Ferdinand Verbiest verbleef van 1660 tot aan zijn dood in 1688 in China en slaagde erin om vertrouwenspersoon te worden van niemand minder dan Kangxi, de derde keizer van de Qing-dynastie, één van de grootste heersers ooit.
In 2004 werd aan Kangxi een groots opgezette tentoonstelling gewijd in Versailles en die maakte op mij, als bescheiden Chinareiziger en geschiedenisfan, destijds een enorme indruk. Over de grote keizer zijn in het westen slechts een handvol boeken verschenen, over zijn Vlaamse vertrouweling (bijna) geen.
Verbiest werd naar China gezonden als missionaris voor de jezuïeten, maar had al snel door dat je in China niets kon bereiken als je de Chinese taal, cultuur en gewoontes niet (grondig!) kende en respecteerde. Dankzij de wetenschap (vooral astronomie, maar ook wiskunde en engineering) slaagde de hyperintelligente polyglot erin eerst het respect en vervolgens zelfs de vriendschap te winnen van de keizer, op dat moment zowat de machtigste persoon op aarde. Na zijn overlijden werd Verbiest door de keizer gehuldigd met een staatsbegrafenis en titels die geen enkele westerling voor of na hem ooit gegund werden.
Maar die Chinezen bekeren, dat is natuurlijk nooit gelukt. Toen Kangxi zich (na Verbiests dood) toch wat toleranter begon op te stellen tegenover dat vreemde geloof, was het godbetert de katholieke kerk zelf die de deur dichtsmeet. Iets in mij zegt me dat Verbiest dat niet eens zo erg had gevonden. Anderzijds, stel je eens voor dat het westerse geloof wél vrucht had geschoten in China…
Het feit dat we ons dit zo moeilijk kunnen inbeelden zegt veel over hoe straf het was wat die kleine Verbiest uit Pittem daar gepresteerd heeft. Waar zijn de Verbiesten en de Kangxi’s van vandaag? Onze gepolariseerde wereld heeft ze nodig.
Over die Ferdinand Verbiest moest inderdaad eens een boek geschreven worden. Hulde dus aan Veerle De Vos om dit te doen.
In Alles onder de Hemel maken we ook kennis met enkele van zijn kompanen en tijdgenoten, misschien omdat er over Verbiest zélf soms zo weinig geweten is. De geschiedenis wordt af en toe onderbroken voor eigentijdse en wat persoonlijkere beschouwingen van de auteur. Het laatste hoofdstuk leest als een pleidooi voor meer begrip en zelfrelativering....more
In het Vlaams regeerakkoord (2019) stond dat Vlamingen best wel wat trotser mogen zijn op hun identiteit. Dat leidde o.a. tot een Vlaamse canon, een pIn het Vlaams regeerakkoord (2019) stond dat Vlamingen best wel wat trotser mogen zijn op hun identiteit. Dat leidde o.a. tot een Vlaamse canon, een populaire TV-reeks (view spoiler)[al beweren de makers dat ze daar niets mee te maken hebben (hide spoiler)] en een hernieuwde belangstelling voor alles wat met "onze" geschiedenis te maken heeft.
Ik dacht aanvankelijk dat ook dit boek daarbinnen paste, maar dat blijkt niet het geval. André De Vries publiceerde Flanders: A cultural history al in 2016 binnen de reeks ‘Landscapes of the imagination’ van Oxford University Press.
Dat Vlamingen (wie dat ook mogen zijn) een problematische relatie hebben met hun geschiedenis, is duidelijk. Het huidige Vlaanderen werd opgericht als een onderdeel van België en heeft nog maar weinig te maken het historische graafschap. De meeste inwoners van Antwerpen beschouwen zich in de eerste plaats als Antwerpenaren, als erfgenamen van het historische Brabant, niet als Vlamingen. In Brussel, toch officieel de hoofdstad van Vlaanderen, noemt zo goed als niemand zich Vlaams. Tot overmaat van ramp voor goedmenende nationalisten is de Vlaamse vlag (in welke versie dan ook) voor vele inwoners vooral een symbool dat riekt naar extreemrechts en hoogstens getolereerd wordt op wielerkoersen.
Maar het is wat het is en wat doen we ermee? Na uitgelegd te hebben dat het niet eenvoudig is om uit te leggen wat het eigenlijk is, geeft De Vries een duidelijk beeld van Vlaanderen. Hij vertrekt vanuit het historische landsdeel, met Gent en Brugge voorop, maar uiteraard komt ook het niet-Vlaamse deel van Vlaanderen aan bod. Antwerpen krijgt een eigen hoofdstuk, Brussel moet het doen in een hoofdstuk gedeeld met Leuven en Mechelen. Daarna komen ook de randgebieden aan bod: de Kempen en Limburg en tenslotte ook nog Zeeuws- en Frans-Vlaanderen.
Het boek is geschreven met een internationaal (Engelstalig) publiek voor ogen, waarbij de connecties met de Engelstalige literatuur in de verf gezet worden, maar dat stoort niet. Het beeld is best genuanceerd.
Het blijft natuurlijk moeilijk om een grens te trekken tussen wat Vlaams is en wat Belgisch. Op culinair vlak is dat eigenlijk onmogelijk: Gentse waterzooi kun je moeilijk een nationaal gerecht van Vlaanderen noemen en trappistenbieren zijn eerder Belgisch dan Vlaams. Hetzelfde geldt voor Kuifje. In Vlaanderen zijn Suske & Wiske, Kiekeboe en Jommeke allicht bekender. Ook vind ik het jammer dat er vrij weinig aandacht gaat naar hedendaagse kunstenaars (Luc Tuymans, Michiel Borremans, Rinus Van de Velde…). Maar als kennismaking met de regio, voor een internationaal publiek, is dit prima. Dit is een erg degelijke cursus als inleiding tot.
Tenslotte nog even aanstippen dat dit boek uit 2016 dateert en hier en daar al wat gedateerd is. Het eerste hoofdstuk over “oorlog, taal en vrijheid voor Vlaanderen” eindigt met een item over opkomst en verval van extreemrechts in Vlaanderen. Het bewijst dat André De Vries aan de juiste kant staat, maar dat is helaas ook een fraai staaltje van wishful thinking....more
Vanuit Amerika, vanuit de Universiteit van Louisiana zowaar, komt een zoveelste boek over onze rumoerige 16de eeuw aanwaaien. Is het de moeite waard? Vanuit Amerika, vanuit de Universiteit van Louisiana zowaar, komt een zoveelste boek over onze rumoerige 16de eeuw aanwaaien. Is het de moeite waard? Zeker! Dit boek is een aanrader zowel voor de toevallig geïnteresseerde lezer, als voor wie (net als ik) maar niet genoeg kan krijgen van deze zo boeiende periode.
Als hoogleraar Europese geschiedenis is Christine Kooi gespecialiseerd in de vroegmoderne Nederlandse godsdienstgeschiedenis. Ze draagt dit boek op aan haar grootouders, “allen gereformeerde Nederlanders”, en bekijkt de geschiedenis grotendeels door een religieuze bril. Dat blijkt best verfrissend.
De reformatie in deze streken kan je uiteraard niet los zien van het gewapend conflict hier dat de vorm aannam van “afwisselend (en dan weer tegelijkertijd) een rebellie, burgeroorlog, godsdienstoorlog en een strijd tussen grootmachten”(p.167) en dat uiteindelijk zou leiden tot de splitsing van de Nederlanden.
Nieuw (voor mij) is dat Kooi de religieuze reformatie zo duidelijk aan beide kanten van het conflict situeert. De hervorming vond plaats binnen de katholieke kerk (waar het kon) en buiten de katholieke kerk (waar dat dan zogezegd moest). In een noodlottige wisselwerking tussen politieke spanning en religieuze onrust leidde dit tot een gigantisch conflict. Opportunisme en polarisatie zorgden voor stokebrand. De gevolgen daarvan voelen we nog steeds.
Reformatie in de Lage Landen is helder, beknopt en toegankelijk. Natuurlijk komen er diverse religieuze kierewieten aan bod en is het niet altijd gemakkelijk om al die nieuwdenkers van mekaar te onderscheiden. Daarbij valt wel eens een gekke term. Bij de “supralapsische soteriologie van Beza” op p.257 ging ik lacherollend over de vloer. ...more
De Nederlands-Britse auteur en Verre-Oostenspecialist Ian Buruma schetst het ontstaan van het moderne Japan. Het is een overzicht van 100 jaar (bloedeDe Nederlands-Britse auteur en Verre-Oostenspecialist Ian Buruma schetst het ontstaan van het moderne Japan. Het is een overzicht van 100 jaar (bloederige) geschiedenis. Zakelijk en duidelijk, soms een beetje droogjes zelfs.
Het verhaal bij de aankomst van de “zwarte schepen” van Commander Perry (als voorbode van het in mekaar stuiken van het shogunaat) en eindigt met de Olympische Spelen van 1964 (als symbool van het ‘definitief’ op het westen gerichte moderne Japan) .
Degelijk en oriënterend. Maar het valt ook een beetje tussen twee vuren. De uitvinding van Japan is te kort om echt diepgaand te zijn. De beste momenten zijn die waarop Buruma zich niet kan inhouden en toch zijn mening laat doorschemeren, b.v. over extreemrechts in Japan....more
Schijnbaar keurige heren kijken je aan vanop zwartwitplaatjes. Krulsnorretjes, leesbrillen, een vlinderdas. Heren van stand en beschaving. Sommige namSchijnbaar keurige heren kijken je aan vanop zwartwitplaatjes. Krulsnorretjes, leesbrillen, een vlinderdas. Heren van stand en beschaving. Sommige namen van deze Brusselse denkers, doeners en poëten uit het fin-de-siècle leven verder in namen van straten, pleinen of gebouwen. Anderen zijn vergeten. Er zijn ook beroemdheden bij waarbij je denkt: o ja, juist, die leefde ook in Brussel in die tijd.
In 10 hoofdstukken poogt Eric Min de culturele en intellectuele, vaak wat alternatieve elite te portretteren van Brussel tijdens die woelige periode grofweg van halfweg de 19de eeuw tot aan het uitbreken van de Grote Oorlog. Eén van die hoofdstukken heet “Een bad van geil en gal”. Het waren boeiende tijden, maar ook tijden van vunzig, vuil en verdrietig vertier. Brussel brusselde bruisend en stonk.
De eeuw van Brussel is niet de eerste Eric Min die ik lees, ook niet de beste. Ik hou van Brussel (malgré tout) en de personages zijn allemaal boeiend, maar je merkt wel een verschil in bevlogenheid tussen de hoofdstukken. Hoofdstuk 9 (“Het hinkelspel van de utopie”) over de anarchisten aan de universiteit, op straat en op de boerderij vind ik één van de beste. Het verbaast niet dat Min daar later een volledig boek aan gaat wijden, m.n. zijn jongste Zwart Licht (2023). Een ander hoofdstuk dat me bijzonder opviel was het al eerder genoemde “bad van geil en gal”, omdat Théo Hannon daarin ronddwaalt. Dit hoofdstuk werpt toch wel een nieuw licht op de pracht en praal van zijn fantastische art-nouveauwoning die ik onlangs bezocht (nu een museum).
De eeuw van Brussel is een must voor wie net als ik van Brussel houdt, maar het verhaal is even ambigu als de stad zelf. Het is een liefde met donkere randjes en er gebeurt veel in het verborgene. Dwalend door de stad nu valt vooral op hoeveel er platgeklopt is. Brussel is een moeilijk lief....more
De Canon van Vlaanderen in 60 vensters is niet zomaar een boek, natuurlijk. Het is een politiek project en wat je ervan vindt, hangt af van je politieDe Canon van Vlaanderen in 60 vensters is niet zomaar een boek, natuurlijk. Het is een politiek project en wat je ervan vindt, hangt af van je politieke overtuiging. De titel bevat immers twee mogelijk geladen, alleszins omstreden begrippen: ‘canon’ en ‘Vlaanderen’.
Een ‘canon’ is een gemeenschappelijk, funderend, historisch-cultureel referentiekader, een verzameling ijkpunten die een bepaalde gemeenschap bijzonder waardevol vindt. Heeft zoiets nog zin in onze superdiverse samenleving? Niet iedereen is daarvan overtuigd.
Zo’n gemeenschappelijk referentiekader past in het huidige politieke klimaat waarin Vlaams-nationalisten een Vlaamse identiteit willen creëren, maar hun verhaal hangt met haken en ogen aaneen.
Niet alleen het begrip 'canon', ook het begrip ‘Vlaanderen’ zelf is behoorlijk problematisch. Bedoel je er het historische graafschap mee (het ‘echte’ Vlaanderen) of verwijs je naar de Nederlandstalige gemeenschap in België? Wat doen we met Frans- en Zeeuws-Vlaanderen? Is taal een criterium? En – fundamenteler - wiens blik op de zaak telt? Wie bepaalt in godsnaam wat er belangrijk is voor gans een volk?
Het is eigenlijk een onmogelijke opdracht om met al die vragen in het achterhoofd een canon op te stellen. Welk resultaat ook, het is omstreden. Hugo Claus in de canon? Waarom Paul van Ostaijen of Willem Elsschot niet? Waarom Karel de Grote wel, maar Karel V niet? Waar zitten Pater Damiaan en FC De Kampioenen? En was die foto van Beerschot nu echt nodig?
Hoe ver mag je gaan om historische figuren te claimen? Rubens zag zichzelf als Antwerpenaar en Spaanse Brabander, nooit als Vlaming. Ook Karel de Grote zou ongetwijfeld verbaasd opgekeken hebben bij die benaming. Minstens even vreemd is de inclusie van de Rotterdammer Erasmus.
Maar er zijn nog andere keuzes die de wenkbrauwen deden fronsen. De scheiding der Nederlanden wordt enkel opgemerkt vanuit het venster van de Beeldenstorm. Het ontstaan van België zit verstopt in het venster ‘Een liberale grondwet’. Daar worden twee toch wel heel belangrijke dingen weggemoffeld, lijkt me.
Als het de bedoeling is zo’n debat op gang te trekken, dan is deze canon natuurlijk geslaagd. Misschien was dat ook wel de bedoeling. Hoe meer er over ‘wat Vlaams is’ gesproken wordt, hoe liever, denken de nationalisten. Wat er precies in staat, kan hen gestolen worden, want het doel heiligt de middelen.
Leuk koffietafelboek, maar vooral goed voer voor discussies....more
De Lincoln Highway was de eerste weg die Amerika doorkruiste, van New York helemaal tot in San Francisco. Precies halfweg, in de grote leegte van NebrDe Lincoln Highway was de eerste weg die Amerika doorkruiste, van New York helemaal tot in San Francisco. Precies halfweg, in de grote leegte van Nebraska keert Emmett Watson na een periode in een jeugdinstelling terug naar huis om voor zijn jongere broertje Billy te gaan zorgen, nu zijn vader overleden is. Maar er is niets dat hen aan Nebraska bindt en ze besluiten naar Californië te rijden op zoek naar hun moeder.
Maar dan duiken Duchess en Woolly op. Die zijn ontsnapt uit de instelling waarin ook Emmett zat. Ze willen Emmett kost wat kost overtuigen om eerst naar New York te rijden waar ze nog wat zaken te regelen hebben en hopen een goede slag te slaan.
Wat volgt is een uiterst amusante ‘road novel’ met veel couleur locale, achter elke bocht een plotwending en tal van memorabele personages. Amor Towles schrijft vlotte ontspanningsliteratuur, waarin de grote thema’s – schuld en boete, trouw en verraad – aangeraakt worden, maar nooit helemaal uitgespit. Het blijft allemaal lichtvoetig, de nadruk ligt op verhaal en actie.
Na het eerder al gesmaakte Graaf in Moskou lijkt De Lincoln Highway weer een trapje hogerop voor deze populaire auteur. De Lincoln Highway is amusementsliteratuur van de bovenste plank. ...more
Vroeger las ik veel reisverhalen, tegenwoordig minder. Maar deze trein naar Tibet wilde ik wel op. Ik hou van treinen (daar zit Paul Theroux voor ietsVroeger las ik veel reisverhalen, tegenwoordig minder. Maar deze trein naar Tibet wilde ik wel op. Ik hou van treinen (daar zit Paul Theroux voor iets tussen), het dak van de wereld is een boeiende bestemming en – vooral - Maja Wolny belooft Tibet te bezoeken “in het spoor van Alexdra David-Néel”. Die straffe Belgische (1868-1969) verdient een herontdekking.
Helaas blijf ik behoorlijk op mijn honger zitten. De Belgische Tibetreizigster en boeddhiste komt helemaal niet zo vaak in het boek voor. OK, er is dat boeiende voorlaatste hoofdstuk, maar dat speelt zich eigenlijk af in Digne-les-Bains.
Wolny neemt de trein vanuit Polen naar Tibet. Ze moet twee keer overstappen (in Oelan-Oede en in Beijing) en leest onderweg wat over Alexandra David-Néel. Niet veel, want ze heeft ook andere boeken bij. Ze heeft last van hoogteziekte (geen pretje). Eenmaal in Tibet aangekomen onderneemt ze de gebruikelijke toeristische uitstappen en verkondigt ze nogal oppervlakkige meningen over vredelievende Tibetanen en slechte Chinese bezetters. Echt diepgravend is het allemaal niet.
In het hoofdstuk over Alexandra David-Néel geeft Wolny toe dat de Belgische zelf eerder optimistisch was over de rol van de Chinezen. De gebeurtenissen van 1949 beschouwde David-Néel als een “herbezetting”. Daar is veel voor te zeggen, maar Wolny gaat er niet echt op in en doet zich er nogal gemakkelijk van af. Alexandra David-Néel is – zo schrijft Wolny - nu eenmaal niet is kunnen teruggaan “om met eigen ogen te zien met hoeveel wreedheid de Chinezen het koninkrijk in de Himalaya had behandeld” (p.219). Een gemiste kans.
Bovendien lijkt de Poolse me niet bijzonder sympathiek. Ze stoort zich aan andere eetgewoontes en opvattingen over hygiëne, slaapt liefst alleen in haar treincompartiment en verpest een gezellig etentje door een Chinese toeriste per se uit te willen horen over de politiek in Tibet. Haar lokale gids brengt ze in gevaar door hem absoluut de verboden Hollywoodfilm Seven Years in Tibet te willen laten zien. Het komt allemaal nogal naïef en egocentrisch over.
Aan haar grote voorbeeld als reisschrijver (Colin Thubron) kan deze Poolse niet tippen....more
Het Renaissancewonder is een kleine en opvallend mooi uitgegeven inleiding tot de Renaissance.
De ruimte is beperkt (zo’n 150 bladzijden), maar Jacob Het Renaissancewonder is een kleine en opvallend mooi uitgegeven inleiding tot de Renaissance.
De ruimte is beperkt (zo’n 150 bladzijden), maar Jacob Slavenburg laat de voornaamste namen, feiten en inzichten mooi aan bod komen. Die namen volgen mekaar soms erg op, dus dat register achteraan is handig. Ook de tijdsbalk, de leeslijst en de verzorgde illustraties zijn uitstekend verzorgd.
Een diepgaande uitwerking moet je binnen dit opzet niet verwachten, maar als inleiding is dit perfect. Bovendien weet Slavenburg me af en toe toch nog te verrassen, met name de hoofdstukken over Hermes en Pico della Mirandola.
Dit fraai en overzichtelijk naslagwerkje is geschreven zonder al te veel literaire pretentie, maar lijkt me ideaal cursusmateriaal om mee te beginnen. Het is overzichtelijk en nodigt uit om deze fascinerende periode verder te verkennen....more
Een kathedraal in de middeleeuwen, dat was een aanslag op je zintuigen. Luid, druk, smerig, chaotisch. De jonge historica Wendy Wauters schreef er eenEen kathedraal in de middeleeuwen, dat was een aanslag op je zintuigen. Luid, druk, smerig, chaotisch. De jonge historica Wendy Wauters schreef er een doctoraat over en gooide hoge ogen bij haar passage in het populaire radioprogramma Interne Keuken. Dit boek is er een gevolg van.
Wauters schetst een gedetailleerd beeld van het dagelijks leven in en rond de Antwerpse OLV-kathedraal in de 16de eeuw, grofweg de periode tot aan de Beeldenstorm (1566). Geloof en bijgeloof, traditie en vernieuwing. Ze stapelt de weetjes en anekdotes op, het ene na het andere. Dit doet ze uitdrukkelijk gebaseerd op haar historisch onderzoek en – zo schrijft ze zelf – zonder een oordeel te vellen over in onze ogen soms rare gewoontes van die middeleeuwse lui.
Elk hoofdstuk begint met (schuchtere) verhalende passage, daarna volgt telkens een stoet weetjes. Na een tijdje heb je het wel gezien (en geroken). Wendy Wauters schrijft best vlot, maar een sterkere, misschien meer verhalende structuur had een meeslepender boek opgeleverd. De materie is sappig genoeg....more
Het Land tussen de Talen is een klein koesterboekje met stadsportretten uit het begin van de vorige eeuw.
Het bevat zeven miniatuurtjes, geschreven doHet Land tussen de Talen is een klein koesterboekje met stadsportretten uit het begin van de vorige eeuw.
Het bevat zeven miniatuurtjes, geschreven door de grote Duitstalige schrijver Stefan Zweig ter plekke. Deze schriftelijke impressies van Vlaamse en Belgische steden worden verlucht (alhoewel…) door donker, vlekkerig artwork van Koen Broucke. De vertaling was in handen van de altijd trouwe Els Snick en er is een nawoord van Piet Chielens, die we kennen van zijn tijd bij het In Flanders Fields museum. Toch klokt het af onder de honderd bladzijden. Je leest het snel uit.
Het Land tussen de Talen begint met een ode aan de koninklijke badstad Oostende en de beau monde die daar ten tijde van Leopold II graag kwam paraderen. Het eindigt een kwarteeuw later in 1928 als Zweig samen met andere toeristen de ruïnes van Ieper komt te bezoeken.
Tussendoor komt het onvermijdelijke Brugge aan bod, twee maal zelfs. Mooi, maar doods, vindt Zweig het. Dat contrasteert met de industriële ijverzucht van Antwerpen en Luik. Zowel Gent als Brussel ontbreken, en dat is toch wel eigenaardig.
Leuven is wel een kleine beschouwing waard. Zweig typeert Leuven als een stad waar “de monotone droefheid der dingen” regeert en studenten hun wilde jaren doorbrengen in een kleinburgerlijke wereld (p.47-48). Hij heeft daar misschien wel een punt, maar er is stront aan de knikker.
Zweig bezoekt Leuven in 1914. De stad is op dat moment “een rokende puinhoop, een zwartgeblakerd kadaver”. Maar als Zweig opmerkt dat de stad vernietigd is “door zijn eigen onreine hartstocht” (p.43), dan zakt mijn broek daar toch wel van af! Het waren wel de Duitsers, hé, die de universiteitsbibliotheek in de fik staken en de stad in puin legden!
Ik weet dat Stefan Zweig later zal wegvluchten uit Nazi-Duitsland, maar wat schrijft hij hier akelig vergoelijkend over de oorlogszucht van zijn vaderland. In het stukje over Luik herleidt hij terloops de tweespalt tussen Vlamingen en Walen tot een “hang” naar ofwel Frankrijk, ofwel Duitsland. (p.42). Ook deze bepaald onfrisse gedachte toont aan dat Zweig ondanks zijn duidelijke sympathie voor het Belgenvolk uiteindelijk toch maar een buitenstaander met vooroordelen is. In dat opzicht is dit een ontnuchtering.
[image] 26.09.1914: Brand in de hallen met de universiteitsbibliotheek van Leuven (foto VZW Fonk, op oorlogsdagboekleuven.be)...more
“No man is an island entire of itself; every man is a piece of the continent, a part of the main.” (John Donne)
Heftig! Ik ben een eiland is het onthut
“No man is an island entire of itself; every man is a piece of the continent, a part of the main.” (John Donne)
Heftig! Ik ben een eiland is het onthutsende relaas van een jonge Londense vrouw die – na een aantal slechte ervaringen in Londen – besluit met haar man een vervallen ‘croft’ – een boerderij met een grond – te kopen op een eiland in de Hebriden met het idee om daar, in de vrije natuur en ver weg van de Grote Boze Stad, een gezin te stichten.
Die droom spat op gruwelijke wijze uiteen. De kinderwens komt niet uit, haar huwelijk knalt op de klippen en de eilandbewoners maken het bijzonder duidelijk dat ze dat pretentieuze kutwijf niet op hun eiland willen.
Van de Schotse eilandromantiek blijft niets over. Het is een onbehouwen, bitse gemeenschap die geen pottenkijkers duldt, racistisch en vrouwonvriendelijk is en niet aarzelt om geweld te gebruiken. Al na luttele bladzijden is het: weg sfeer!
Wat volgt is een hellegang van ontberingen en vernederingen. Onwaarschijnlijk, en dan stellen dat dit echt gebeurd is! Ik ben een eiland is een verhaal van gigantische moed, fenomenaal doorzettingsvermogen en immense (veer)kracht. Bij momenten deden haar ervaringen me denken aan de pijnkunst van Marina Abramovich. De vrouw ondergaat, duldt en lijdt op onmenselijke wijze, maar houdt vol.
Als alle pogingen tot verbinding tevergeefs blijken, zoekt en vindt ze troost in de natuur. Ze wordt één met de grond waarop ze bestaat. Ze verzamelt dieren om zich heen, spreekt met bomen en bekommert zich om gekwetste vogeltjes (omdat ze er zelf ook eentje is).
En daarin schuilt de oerkracht van dit boek. Calidas schrijft onwaarschijnlijk knap over het pure leven in de natuur. Daarbij horen zeldzame namen van dieren of planten en vergeten vaktermen uit het boerenbedrijf, maar ook de peilloze schoonheid van een open hemel of de eindeloze einder, vallende bloemblaadjes en de genadeloze vernieldrift van een ontketende natuur. (Pluim voor Frans Kloos die deze wilde lyriek zo prachtig vertaald heeft.)
Eigenlijk is dit geen boek voor mij. Ik ben geen natuurmens. Ik heb allesbehalve groene vingers en een hekel aan (huis)dieren. De natuur vind ik leuk voor een daguitstap, maar verder moet je die (vind ik) gewoon met rust laten.
Toch vind ik dit boek ongelooflijk boeiend, omdat het uiteindelijk ook – en vooral – gaat over de menselijke natuur, over volhouden, over loutering en onze nood aan verbinding. Niemand is een eiland.
[image]
PS: Dit boek is helemaal waar gebeurd, maar roept zo veel vragen op. Is het echt niet overdreven? Waarom die fictieve auteursnaam en de geheimdoenerij over de exacte locatie van het eiland? Hoe reageren de eilandbewoners op de publicatie (en het succes) van dit boek? En vooral: en hoe gaat het er nu mee, liefste mevrouw Calidas?
(Dit gezegd zijnde, ik snap ook wel waarom mensen dit boek haten.)...more
Lekker eten, kunst bewonderen en over geschiedenis leren, dat is reizen voor mij en dat lukte allemaal aardig tijdens onze reis in Georgië (en ArmeniëLekker eten, kunst bewonderen en over geschiedenis leren, dat is reizen voor mij en dat lukte allemaal aardig tijdens onze reis in Georgië (en Armenië) eerder dit jaar.
Voor wat de geschiedenis betreft, bleef ik echter met een hongertje zitten, wat zeker niet over de heerlijke lokale keuken kan gezegd worden.
De geschiedenis van deze regio is lang, boeiend en erg gecompliceerd. De achtergrondinfo in mijn Lonely Planet, enkele filmpjes op YouTube, wat informatieve websites en gesprekken met mensen ter plekke…het was allemaal duidelijk maar niet genoeg. Dan komt zo’n boekje als Belaagd Paradijs als een godsgeschenk.
Helaas blijf ik ook na het lezen van dit boek nog op mijn honger zitten. De gouden eeuw van Georgië (met David de Bouwer en de befaamde “koning” Tamar) wordt op een tiental kantjes afgehaspeld. Wel gaat er veel aandacht naar Stalin en de periode na de onafhankelijkheid. Daarbij komen ook de problemen met Abchazië en Zuid-Ossetië ruim aan bod.
Jansen is geen bevlogen schrijver. De opeenstapeling van namen, feiten en plaatsen maakt het soms moeilijk om volgen. Dit wordt enigszins gecompenseerd door achteraan een uitgebreide tijdtafel, een verklarende woordenlijst, extra duiding bij de geografische namen én een personenregister te voorzien. (Maar toen ik even wilde checken wie of wat ook weer precies die mensjewieken waren, vond ik dat daar niet in terug.)
Ook stoorde ik me aan enkele onhandige formuleringen. Het oorspronkelijke (pre-christelijke) geloof van Georgië wordt ‘primitief’ genoemd (nogal denigrerend), oude Georgische kronieken worden “niet altijd even betrouwbaar” genoemd (welke zijn dat wel?) en over de seriële verkrachter, de totaal geschifte Beria staat er dat hij de naam zijn handen niet van mooie vrouwen af te kunnen houden.
Belaagd Paradijs biedt inzicht in de actualiteit en verheldering bij de conflicten in Abchazië en Zuid-Ossetië, maar de (boeiende) oude geschiedenis wordt te snel afgehaspeld....more
Claudio Magris komt uit Triëste en dan heb je bij mij een streepje voor. Ooit vormde die stad de wereldhaven van een groots rijk, nu ligt Triëste trieClaudio Magris komt uit Triëste en dan heb je bij mij een streepje voor. Ooit vormde die stad de wereldhaven van een groots rijk, nu ligt Triëste triest en verloren in een uithoek van toevallig Italië, het had evengoed Kroatië kunnen zijn.
Triëste ademt nostalgie, ze is de vergeten glorie van een verdampt rijk. Geen wonder dat Italo Svevo en James Joyce, twee schrijvershelden van me, zich daar zo thuis voelden. Triëste ligt namelijk nergens.
In Zuiderkruis maakt Claudio Magris een literaire reis naar de verste uithoeken van Patagonië. Hij portretteert drie notabele (westerse) bewoners van de winderige landpunt: een Sloveens etnoloog, een Franse advocaat die zichzelf koning waant en een Italiaanse non. Ze begeven zich onder de uitstervende locals.
De middelste kende ik, want ik heb een soft spot voor Patagonië. Niet dat ik er ooit geweest ben, daarvoor is die regio me te bar en te verlaten. Ik hou van Patagonië als idee, een beetje in de voetsporen van de Vlaamse radiomaker Dree Peeremans (1949-2022). Mijn Patagonië is een vaag verlangen dat gebaseerd is op fotoboeken en verhalen van schrijvers als W.H. Hudson, Bruce Chatwin en Paul Theroux.
Claudio Magris, schrijvend vanuit zijn grand café in niemandsstad, is in goed, maar denkbeeldig gezelschap. Toch kon het boek me niet helemaal overtuigen. Magris’ schriftuur is traag en gelaagd, maar ook wat dor en academisch. De geschetste levens zijn boeiend, deze portretten zijn dat minder....more
Dirk Velghe is een succesvol zakenman, maar laat me dat niet tegen hem gebruiken. Hij heeft een passie voor Parijs en weet daar veel boeiende dingen oDirk Velghe is een succesvol zakenman, maar laat me dat niet tegen hem gebruiken. Hij heeft een passie voor Parijs en weet daar veel boeiende dingen over te melden. Dat doet hij in een vuistdik boekwerk dat al een hele tijd op mijn nachtkastje ligt. Ik heb er ook in gelezen. Eerst gulzig smullend, daarna met nipjes en beetjes. Het is het soort boek dat daartoe uitnodigt.
Aan de hand van diverse historische figuren dist Dirk Velghe anekdotes op uit de rijke geschiedenis van Parijs. Daarbij focust hij graag op oorlog en prostitutie. Beide thema’s komen opvallend vaak terug.
Elk hoofdstuk en personage wordt gekoppeld aan een specifiek adres. Soms is dat boeiend, soms een beetje vrijblijvend. (view spoiler)[Bijvoorbeeld: bij het hoofdstuk over het Parijse leven van enkele latere communistische leiders uit China, Vietnam of Cambodja staat het adres van de Sorbonne, terwijl ik daar liever een adres had zien staan waar Deng Xiaoping woonde, van een cafeetje waar Ho Chi Minh wel eens een koffie ging drinken of van het appartement waar de een of andere partij werd opgericht. (hide spoiler)]
Verwacht geen diepgaande analyses of grootse verhaallijnen. Ook de titel is een beetje misleidend, want écht op zoek naar de ziel van Parijs gaat Velghe niet. Wel krijg je een schier eindeloze parade leuke verhalen en weetjes, allemaal waargebeurd, smakelijk verteld en soms best wel verrassend.
De ziel van Parijs is een fijn boek om in te grasduinen. Heerlijke knibbel- en knabbelverhaaltjes voor het slapengaan. Lang leve Parijs!
[image] Gustave Caillebotte, Rue de Paris, temps de pluie (1877), Art Institue of Chicago...more
In Draad gaat Julia Blackburn op zoek naar het delicate leven van John Craske, een visser uit Norfolk die op jonge leeftijd geestesziek wordt, dan in In Draad gaat Julia Blackburn op zoek naar het delicate leven van John Craske, een visser uit Norfolk die op jonge leeftijd geestesziek wordt, dan in een soort van trance gaat en uiteindelijk troost vindt in het maken van schilderijen en later ook borduurwerk maakt. Naïeve volkskunst, maar o zo mooi.
Hoezeer Blackburn ook haar best doet om zijn verhaal te reconstrueren, veel vindt ze niet. Wel ontdekt ze dat zijn leven intens verweven is met de geschiedenis van zijn streek, met de teloorgang van de visserij, de opkomst van het toerisme en het uiteenvallen van de gemeenschap, hoe de grote geschiedenis in deze kleine gemeenschap grote gevolgen heeft.
De delicate kunst van Craske was onmogelijk geweest zonder de liefde en ondersteuning van enkele sterke vrouwen in zijn omgeving. In de eerste plaats is er Laura, zijn vrouw. Maar ook in het verzamelen en bewaren van zijn werk speelden vooral vrouwen de hoofdrol.
Uiteindelijk blijft ook Julia Blackburn zelf niet aan de zijlijn staan. Naarmate het boek vordert, gaat Draad steeds meer over haar.
Draad wordt hierdoor veel meer dan een kunstbiografie. Het is een Sebaldiaanse zoektocht naar sporen van een leven, een meditatie, een persoonlijke bezinning over leven en liefde, over kunst en vergankelijkheid, over verbinding.
Ga mee en laat je op sleeptouw nemen. Onderweg begroet je Einstein op het strand en zie je een olifant aan de bar zitten.
Alles hangt samen.
Draad is gedrukt op kwaliteitsvol papier en bevat mooie illustraties, waaronder heel wat reproducties van John Craskes werk. Het ideale boek om te lezen ’s avonds bij de open haard in een gezellige bed & breakfast op het Engelse platteland niet ver van de kust.
Met al dan niet verdwenen piano’s als alibi reist de Britse Sophy Roberts door land en geschiedenis van Siberië. Dat doet ze vooral in de winter. MuggMet al dan niet verdwenen piano’s als alibi reist de Britse Sophy Roberts door land en geschiedenis van Siberië. Dat doet ze vooral in de winter. Muggen, weet je wel…
Siberië heeft iets ondefinieerbaars. Het is de grote leegte aan de andere kant van de Oeral, officieel begrensd is het niet. Siberië staat voor ruwe weerbarstigheid en eindeloze kommer. Echt uitnodigend om nu zelf naartoe te reizen is het niet.
De verdwenen piano’s van Siberië op z’n best als Roberts dicht bij haar originele focus blijft. De zoektocht naar piano’s levert boeiende ontmoetingen op. Daarnaast komt ook het bredere plaatje aan bod, maar die geschiedenis is elders al beter verteld, in In Siberia van Colin Thubron bijvoorbeeld....more
De Belgische journalist Matthias M.R. Declercq debuteerde in 2016 met het fantastische De Val, een boek over wielrennen, dat mij – nochtans totaal geeDe Belgische journalist Matthias M.R. Declercq debuteerde in 2016 met het fantastische De Val, een boek over wielrennen, dat mij – nochtans totaal geen wielerfan – enorm wist te boeien. Zijn tweede boek gaat over Urk.
Urk is een voormalig visserseiland, nu een dorp dat wat verloren ligt aan de opgespoten oevers van het Ijselmeer. Het is oerconservatief en extreem gelovig, een relict uit vervlogen tijden. De rest van Nederland kijkt erop neer in een mengeling van nostalgie, huiver en spot.
Matthias Declercq was enkele jaren geleden als jonge reporter op Urk om verslag uit te brengen over een moordzaak, maar bleef op zijn honger zitten wat het dorp zelf betreft. Daarom begon hij zich in de geschiedenis van het dorp te verdiepen en ging er zelfs een tijdje op logement. Geleidelijk aan won hij het (gedeeltelijke) vertrouwen van de inwoners.
De neerslag daarvan vind je in De ontdekking van Urk, Declercqs tweede boek. De Gentse reporter schrijft een genuanceerd verhaal. Urk is geen freakshow. Het dorp heeft meer gemeen met de rest van Nederland (en van de wereld) dan op het eerste zicht lijkt. Dat pleit voor Declercq.
Anderzijds blijft het een erg fascinerende en aparte plek, natuurlijk. Declercq vergelijkt zijn ervaringen op Urk met Russische poppetjes. Je weet wel: als je zo’n popje opendoet, dan zit er een ander in verscholen, en dat telkens weer…tot…tot…tja, wat zit er eigenlijk in het middelste poppetje?
De ontdekking van Urk is fascinerende lectuur, vaak verrassend, altijd vlot geschreven. Aanrader!
Reizen en lezen zijn twee grote passies van me en die gaan hand in hand. Lezen is reizen in je hoofd en de wereld is een boek. Wie niet reist, leest mReizen en lezen zijn twee grote passies van me en die gaan hand in hand. Lezen is reizen in je hoofd en de wereld is een boek. Wie niet reist, leest maar één enkele bladzijde, dat wist de wijze Augustinus al.
De eerste boeken die me echt grepen, waren reisboeken. Paul Theroux’ De Oude Patagonië-expres lezen op tramlijn 10, mijn voetjes in een overvol tramstel, mijn hoofd in de Andes. Of gezellig warm ingeduffeld onder de dekens van mijn toen-nog-eenpersoonsbed meeklotsen met Lawrence Millman in een vissersbootje op weg naar het koude uiteinde van de noordelijke wereld.
Lezen is magie, jezelf even bevrijden van de ketenen van plaats en tijd. Dat kan verder alleen de muziek.
Magie is nodig. Altijd, maar in deze coronatijden nog net iets meer dan gewoonlijk. Omdat er niet gereisd mag worden, moet er dus extra muziek beluisterd worden en ook meer gelezen.
Herodotos en Kapuscinski zijn twee legendarische schrijvers-reizigers. Met hen meereizen is een voorrecht.
De Poolse journalist Ryszard Kapuscinski is een van de grote reisschrijvers van de vorige eeuw. In zijn laatste boek Reizen met Herodotos schetst hij zo’n beetje zijn geboorte als reisschrijver. Voor een Poolse krant wordt hij vlak na de Tweede Wereldoorlog eerst naar India dan naar China gestuurd. Telkens loopt hij verloren. De vreemde culturen fascineren hem, tegelijkertijd begrijpt hij er niets van.
Hij hoopt meer aan Afrika te hebben, maar ook daar toont hij zich niet echt een goede journalist. Hij leeft meer mee met de Grieken en Perzen waarover hij leest in zijn Herodotos dan met de oorlogen, revoluties en conflicten die zich voor zijn ogen in de werkelijkheid afspelen.
Herodotos geldt als de eerste grote reisauteur. Zijn befaamde Historiën is het lijfboek van Kapuscinski. Dat gaat overal met hem mee.
Reizen met Herodotos gaat meer over Herodotos dan over reizen. Kapuczisnki parafraseert, geeft commentaar op en stelt fantasierijke vragen bij Herodotos’ werk. Hij doet dat op allerlei exotische locaties waar hij als journalist naartoe gezonden wordt. Maar over die bestemmingen zelf komen we verder niet zo veel te weten, behalve dan af en toe een anekdote hier of daar.
Dat vind ik eigenlijk wel jammer. Kapuscinski bevindt op interessante momenten op interessante plaatsen, maar lijkt vooral geïnteresseerd te zijn in de lectuur van zijn oude Griek. Hierdoor vraag je je af of je niet beter gewoon zelf Herodotos zou gaan lezen.
[image]
Interessant zijn de historische wetten van Herodotos en de conclusies die Kapuscinski daaraan koppelt in het voorlaatste hoofdstuk van het boek. Sommige van die wetten – “Het is veel eenvoudiger de massa om de tuin te leiden dan de eenling,” bijvoorbeeld – klinken alsof ze geschreven zijn voor nu.
“Herodotos verkent zijn werelden met de vlijt en het enthousiasme van een kind. Zijn belangrijkste ontdekking is dat er meerdere werelden bestaan. En dat elke wereld anders is. […] Elke wereld is belangrijk.” (p.253)
En die werelden moeten we leren kennen, omdat het spiegels zijn. Alleen zo kunnen we ons zelf een beetje proberen te begrijpen, want niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.
Zowel bij Kapuscinski als bij Herodotos zijn wel wat wetenschappelijke vragen te stellen. Hoe betrouwbaar zijn hun verslagen eigenlijk? Hebben ze er niet stiekem wat bij gefantaseerd? Het zijn terechte vragen, maar ze doen in feite niet ter zake. Lezen is magie, schrijven is magie tot de tweede macht.
Maar zouden we deze zomer nu wel of niet op reis kunnen gaan? Blijft het reizen ook dan beperkt tot reizen in je hoofd?