overkomen

Thesaurus
Vertalingen

overkomen

(ˈovərkomə(n))
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd kwam over , voltooid deelwoord is overgekomen
1. naar iemand toe komen van een verafgelegen plaats met Kerstmis overkomen uit Canada
2. begrepen worden Het was als grapje bedoeld, maar dat kwam helemaal niet over.

overkomen

scheinenseem, appear, appeartobe, crossparaître, sembler, arriver (à qn), être bien reçu, passer par-dessus, venir, arriver (ovərˈkomə(n))
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd overkwam , voltooid deelwoord is ~
(met iemand) gebeuren Vorig jaar is haar iets vreselijks overkomen: haar zoon is verongelukt.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.