bon

Zoekopdrachten gerelateerd aan bon: bom
Thesaurus
Vertalingen

bon

Coupon, Zinsabschnittcoupon, slateticket, bon, contravention, coupon, bon de caisse, facture, note, reçu, papillonBonسعيدةBonBonBonBon (bɔn)
zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud -nen
1. papiertje waarop staat hoeveel je moet betalen om de bon vragen
2. papiertje waarop staat hoeveel boete je moet betalen een bon voor te hard rijden
een bekeuring geven De politie slingerde de foutparkeerders op de bon.
3. papiertje waarmee je iets kunt kopen cadeaubon consumptiebon
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.